Pagina's

6.6.07

Kerken, raukar en een kalkgroeve







De grauwheid van de afgelopen dagen is verdwenen. De lucht is weer helder en er waait een stevige NO wind. Ik huur voor een paar grijpstuivers een auto bij de havenmeester, voordeel van voorseizoen. Ik ga het noordelijke deel van Gotland verkennen en vooral ook het eiland Farö. Over stille wegen rijd ik door bossen, afgewisseld door open landschappen met jeneverbesstruiken en bloemrijke weiden. Je ruikt de dennengeur en af en toe kamperfoelie. Bij bewoning ook seringen die hier overal uitbundig bloeien. Roodbruin geschilderde huizen, boerenhoeves of vakantiehuizen in vrolijke kleuren glijden voorbij.

Overal staan oude kerken. Ze zijn allemaal tussen 1100 en 1350 gebouwd. Daarna is er 600 jaar geen kerk meer gebouwd. Dat zegt iets!! Pas in 1960 is er voor het eerst weer een nieuwe kerk gebouwd. De kerken zijn zeer karakteristiek van vorm en de meesten zijn nog steeds in gebruik. Vaak hangt er een zeilscheepje in de kerk om de behouden terugkeer van de mannen die naar zee zijn, af te smeken. Veel originele muurschilderingen zijn nog intact. Dat geldt ook voor doopvonten en altaren. De preekstoel dateert van na de Reformatie toen het woord belangrijker werd dan het ritueel. Vaak zie je wel beelden. Kennelijk heeft de beeldenstorm hier niet zo gewoed als in de Lage Landen. In de Sankta Maria kathedraal in Visby is een Maria-altaar. Je kunt er zelfs een kaarsje opsteken. Meestal, dus ook nu, doe ik dat als eerbetoon aan mijn moeder, die heilig in de voorspraak van maagd geloofde.

Bij Farösund maak ik met de pont de oversteek naar Farö. Een 10-tal jaren geleden was dit eiland nog verboden voor buitenlanders, in verband met de prominente aanwezigheid van het leger. Op de rotsige kust staan op een aantal plaatsen raukar. Dat zijn grillig gevormde rotsen die de invloeden van weer, wind en zee beter weerstaan hebben dan hun omgeving waardoor ze nu nog fier overeind staan als vreemde wachters. Kraanvogels, op weg naar de drassige toendra’s van in het noorden, komen met moeite vooruit tegen de harde NO wind.

Op een met stapelmuurtjes omgeven terras raak ik in gesprek met een Zweeds stel die zelf ook zeilen. Leuk om wat wederwaardigheden uit te wisselen. Het café evenals de bediening is authentiek Gotlands. Het in de steenoven gebakken brood met kaas en salami en de rabarbertaart met vanillesaus, smaken heerlijk. Ik had ook nog een praatje met een oudere mevrouw die veel kon vertellen over Linnaeus en over Farö. Van haar kwam ik te weten dat Ingmar Bergman nog steeds op het eiland woont en waar hij woont. Even op visite zat er echter niet in. Ook de weduwe van Olaf Palme heeft hier haar huis.

Terug op Gotland rij ik naar een vergeten uithoek, het schiereiland Furillen. Daar is het design hotel Fabriken Furillen gevestigd in de opstallen van de verlaten kalkgroeve. Zowel het hotel als de omgeving zijn zeer bijzonder. De oude schachttoren, de kale afvalbergen en de pier in zee met kraan brengen een merkwaardige doch aangename rust met zich mee. Ik breng al schrijvende een ontspannen uurtje op het terras door. De eigenaar is blij met het compliment wat ik maak over het geheel. Hij komt meteen met twee fotoboeken aanzetten waarin foto’s staan van hoe het hier ’s winter is als er sneeuw ligt, prachtig. Binnen is het uiterst strakke moderne interieur met smaak gecombineerd met kettingtakels en stalen balken. Wat is schoonheid toch een helende ervaring.